danselementen

Kinderen leren tijdens het dansen verschillende danselementen te gebruiken. Kinderen gebruiken deze elementen als ze ouder worden om hun eigen dans te ontwerpen. Zo worden de dansen steeds ingewikkelder en gedetailleerder. In de tabel kan je zien welke danselementen er zijn en wat ze betekenen.
tijd:
Duur: Langere of korte tijd bewegen.
Tempo: Snel of langzaam bewegen (vertragen, versnellen, stoppen, slow motion).
Ritme: Regelmatig, onregelmatig.
Frasering: Begin, verloop en einde van de beweging.
kracht: Beweging met spanning, ontspanning, zwaar of licht.
ruimte:
Dansrichting: Voor, achter, links, rechts, diagonaal, in cirkels of patronen.
Danslagen: Hoog (op de tenen, springen) Midden (gebogen romp en op knieën) Laag (op de grond zittend, kruipend, liggend, rollend).
bewegingskwaliteit:
Vloeiende bewegingen van stromend water of staccato bewegingen van een robot. Wordt bepaald door gebruik te maken van tijd, kracht en ruimte.
Maak jouw eigen website met JouwWeb